Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]Want Mozes had gezegd: [48]Vult heden uw handen den HEERE; want elk zal zijn tegen zijn zoon, en tegen zijn broeder; en dit, opdat [49]Hij heden een zegen over ulieden geve! 47. Met deze woorden wordt aangewezen wat de Levieten zo stout en onversaagd gemaakt had, dat zij zelfs hun naaste vrienden gedood hadden, namelijk omdat zij van Mozes verstaan hadden, dat zij God hiermede een aangenamen dienst zouden doen, en dat zij derhalve een bijzonderen zegen van God ontvangen zouden. 48. Dat is, heiligt den Heere heden uw handen; dat is, doet hem dezen heiligen dienst. Zie Lev.7:37. God de Heere betuigt hier dat justitie en straf oefenen over de boosdoeners hem zo aangenaam is als offerande. Zie 1 Sam.15:18,22. Deze daad der Levieten herhaalt Mozes Deut.33:9. 49. Te weten, God, de Heere.